woensdag 7 mei 2025

Zeelt !

 Lang geleden, toen ik nog in de lagere school zat, nam mijn vader zaliger mij vaak mee uit vissen op de Damse Vaart te Hoeke. Toen een zeer gerenommeerd kanaal met een zeer goed witvis- en palingbestand. In die tijd visten de meeste vaste stok hengelaars met een stevige glasvezel Lerc-hengel. Sommige hadden een meer luxueuze smaak en gebruikten een aluminiumhengel met volglastop. Wat konden die hengels schitteren in de zon. Veel zal het voor de vis niet uitgemaakt hebben aangezien het kanaalwater toen steeds een vaalgroene kleur had en de zichtbaarheid gering was.

Zelf viste ik aanvankelijk op blankvoorn en alles wat maar bijten wilde  met een driedelig bamboehengeltje en later met  een 4 meter lang Daiwa telescoophengeltje. Een hengeltje dat ik trouwens tot op de dag van vandaag nog steeds heb en soms zelfs nog gebruik.

Bij gebrek aan kennis, geschikt aas en voer waren mijn vangsten eerder gering te noemen. Ik gebruikte immers aarde van een molshoop als lokvoer, omdat ik dat in een heel oud hengelboek zo gelezen had en deeg van witbrood als aas. Dit was het. Toch lukte het me regelmatig mooie voorns te vangen.

Als beginnende visser keek ik me dan ook de ogen uit toen ik de specialisten van de vaart met de vaste stok in actie zag. Aangepast voer ( La Sirene X21 was toen zeer in), muggenlarven, maden en kempzaad bezorgden hun volle leefnetten. En aangezien vaak naast velden lelie- en plompebladen gevist werd, werden regelmatig grote zeelten gevangen. Op hun dunne snoertjes van 8 of 10/100 nylon was het helemaal niet gemakkelijk deze grote zeelten, die tot anderhalve kilo wogen, te landen.

Ook toen uiteindelijk mocht gevist worden in Het Leen zag ik regelmatig mooie zeelten vangen.

Ik vond het prachtige vissen met olijfgroene en gouden kleur en met hun oranje oogjes. Ook ik zou zeelten vangen. Dit viel echter dik tegen. Alhoewel ik vaak aan de waterkant was, kon ik weinig zeelten en dan vaak slechts kleine exemplaren vangen.

Maar het vissen op en het vangen van zeelt bleef in mijn hoofd hangen, maar ik kwam er niet meer toe.

Tot ik verleden week op een vergeten, ondiep water terecht kwam om er in de gesloten roofvistijd wat te feederen. Weliswaar met veel beter materiaal nu : een Peter van de Willink short distance feeder hengel met Shimanomolen, een voerkorf van 25 gram en 14/100 onderlijn met bronzen gesmeed haakje Mustad 515A, net zoals vroeger.

Ik viste zo’n 10 meter van een rietkraag aan de overkant, pakweg 35 meter van mezelf verwijderd op zo’n 70 cm diepte. Zoet geurend lokvoer met maïskorrels en drie maden als aas.

Twintig maal ingooien en ruim 2 later begon ik pas trillingen en korte stootjes op mijn top te zien. Totdat plots mijn hengel bijna uit de steun getrokken werd. In een flits dacht ik aan karper maar de manier van vechten liet een andere vissoort vermoeden. Minuten later en nadat ik op het nippertje voorkomen had dat de vis de biezen in zwom en dus de biezen nam, lag een mooie zeelt van 52 cm in het net. De ban was gebroken, die dag volgden er nog drie.




donderdag 23 januari 2025

Het kriebelt terug

 Eenmaal hengelaar, altijd hengelaar.

Spijtig genoeg kwam ik verleden jaar niet voldoende aan vissen toe. Na het overlijden van mijn moeder, overleed, niet geheel onverwacht maar toch plots, mijn vader. De volksmond zegt dat het altijd te vroeg is, maar toch kan ik terugkijken op de vele mooie jaren die zij samen mochten doorbrengen en de vele leuke momenten met het gezin. De talrijke uitstapjes en reizen waarbij een hengel nooit in de koffer ontbrak en waarbij bij iedere halte, natuurlijk aan de oever van een meer, rivier of plas, gevist werd, meestal zonder vergunning.

Zo herinner ik me een vismoment aan de Koningin Astridkapel te Kuessnacht aan de oevers van het Vierwoudstedenmeer in Zwitserland. Ik moet zo’n jaar of tien geweest zijn en gewapend met een wit volglashengeltje waadde ik in korte broek het meer in. Veel ervaring en vertrouwen had ik toen nog niet in kunstaas, maar toch lanceerde ik worp na worp de Mepps Aglia 3 met blauwe stippen richting midden het meer. En plots kreeg ik een aanbeet. Een mooie baars werd mijn deel. Het kon dus toch, vangen met kunstaas.

Op dat eigenste moment startte mijn kunstaascarrière, die in een stroomversnelling geraakte toen ik als veertienjarige snaak de kans kreeg om regelmatig in de oer-Hollandse polders te  vissen. Wat in België door een belabberd roofvisbestand ternauwernood lukte, was daar wel mogelijk. Vele jaren met vele snoeken, baarzen, snoekbaarzen en roofbleien zouden volgen.

Eenmaal hengelaar, altijd hengelaar.

Het mooie van vissen is dat de voorbereiding en het naar de hengeldag of -reis toeleven, op zijn minst even leuk zijn als het vissen zelf. Vliegen binden en kunstaas maken nemen ook vaker meer tijd in beslag dan het vissen zelf. 

Het oude vuur is terug aangewakkerd.  Tijdens de spaarse avonduren worden terug forelvliegen gebonden en wordt de oude map met nieuwe snoekstreamers, veelal in mijn lievelingskleur oranje, gevuld.

Hopelijk terug naar Ierland, waar ik vele mooie snoekavonturen met de bellyboot mocht beleven.