vrijdag 15 april 2011

Ierland (4) - herinneringen aan de eerste jaren

Vijfentwintig jaar geleden besloten mijn toenmalige vismaat en ik om op goed geluk vijf dagen naar Ierland te reizen om daar  op snoek te vissen. Totaal niet voorbereid, zoals altijd, en dus op goed geluk trokken we naar het immer groene eiland. We zouden alles op ons laten afkomen. Nu nog ben ik voorstander van een eigen aanpak, wars van vaak goed bedoelde raadgevingen.  Een beetje excentriciteit kan je immers ver brengen en maakt voor mij het leven veel plezieriger en aangenamer. Het is immers al kort genoeg.
Toendertijd visten we elk weekend in de Hollandse polder op snoek en dat was behoorlijk lastig. Meestal visten we op zondag, nadat we zaterdagnacht tot de vroege morgen uitgegaan waren, de bloemetjes buiten gezet en ettelijke pilsjes gedronken hadden.  Aangezien we in België woonden, dienden we vroeg te vertrekken zodat van slapen niet veel in huis kwam. Het is van toen dat ik mijn hekel aan vroeg vissen overgehouden heb.
Dus voor een verandering eens naar Ierland, het beloofde land volgens Jan Schreiner en wie waren wij om deze autoriteit tegen te spreken. Na een korte vlucht met Aer Lingus (Ryanair bestond toe nog niet en low budget al helemaal niet) kwamen we aan in Shannon Airport. Vandaar kon de grote ontdekkingstocht met de huurwagen door Ierland beginnen.
Toen waren we nog veel heviger dan nu. We konden dus niet wachten om ons kunstaas in één van de vele meren en rivieren na te maken.
Ik herinner me nog goed dat na een slapeloze nacht in een 5-sterren vakantiehuisje (de 5 sterren kon je door een gat in het dak zien), mijn eerst worp vanop een vervallen steigertje met een DAM-spinnerbait (toen een echte noviteit) meteen een snoek opleverde. Zo gemakkelijk was vissen in Ierland.
Maar vlug zagen we dat echt goed kunstaasvissen  vanaf de oever niet mogelijk was. Daarvoor was er veel te veel riet en veel te weinig beschikbare en bevisbare oever. We waren veroordeeld tot het rijden van meer naar meer en van steiger naar steiger om daar vanaf veelbeviste plekken ons kunstaas uit te werpen. Verder waagden we ons in heel moeilijk toegankelijke riviertjes. Toen ik een onverwachts diepe put stapte kostte me het bijna mijn hachje en mijn dure fotocamera die mee kopje onderging. Op vier dagen vissen (één van de vijf dagen kwamen we na een overenthousiast bezoek aan diverse pubs weinig aan vissen toe) wisten we in moeilijke omstandigheden toch nog een zeventigtal snoeken te vangen. Ik herinner me een paar tachtigers die op mijn 10 gramsspinhengel (een Orvis  graphite) en 20/100 nylon werkelijk keihard vochten. Dit hadden we nog nooit meegemaakt. Een groot deel van de snoeken vingen we aan Mepps Aglia 3 en 4 spinners met een koperen blad. Koperkleurig kussntaas ("always use a copper spoon !", the Irish say ) is nog steeds een topper in de heldere Ierse meren.
Dat we terug naar Ierland zouden gaan was een feit, maar dat we het de volgende keer vanop het water zouden doen stond ook vast.
Aanvankelijk kozen we voor huurboten. Maar aangezien de keuze te beperkt was en de boten op heel veel beviste meren met de daaruitvolgende dressuur lagen, terwijl we de voorkeur gaven aan de ongerepte onbeviste meertjes, schakelden we al heel vroeg over op het vissen vanuit de bellyboot. Toen compleet iets nieuws en ongezien. Onze testperiode in Nederland heeft heel wat Hollanders op zijn minst de wenkbrauwen doen fronsen. "Nou, die vissen met een buikboot" riepen ze naar ons. "Ze zijn helemaal gek ". Totaal hilarisch werd het toen we op een kanaal nabij een spuisluis visten. Plots flitsten één na één drie rode lichten aan, waarna de spuisluis openging en wij eerst traag en daarna met een rotvaart kilometers door het kanaal gesleurd werden daarbij de lijnen van verschillende karpervissen met onze flippers meenemend. Het lukte niet om tegen de stroom op te peddelen, noch om naar de kant te geraken. We had to let go.
Met ons drieën, alle drie even visgekke Belgen, werden we dobberend in onze bellyboten echt kilometers meegesleurd, vrezend dat we in een groot kanaal vol scheepvaart en uiteindelijk in zee zouden terecht komen. Ik kon niet nalaten om zelfs in deze omstandigheden een werkelijk doemscenario, waarbij reddingsboten op zee te pas kwamen, aan mijn hevig bibberende vismaat te vertellen.  We werden echter gered door een voetgangersbrug. Het lukte ons drieën om ons aan de pijlers vast te klampen en twee uur te wachten tot het stopte met stromen om dan de oever te bereiken.  In de tussentijd werden we luid en uitbundig door de dorpbewoners toegejuichd. Eerst door een enkeling, daarna door een hele meute. Wat was me dat !Toen we met al ons  materiaal te voet dwars door een dorp naar onze auto stapten, stelden we vast dat we meer dan vijf kilometer afgedreven waren.
Hetzelfde overkwam me op een heel grote zandwinningsput, waar ik zodanig door de wind meegenomen werd dat ik ook drie kilometer te voet moest terug stappen. Ik was toen nog zo dom om een dieptemeter, inclusief loodzware autobatterij, op een opblaasbootje mee te nemen zodat ik heel deze mik-mak moest meeslepen. Doodmoe en drijfnat van het zweet kwam ik aan de auto aan. Op de parking, waar heel wat volk aanwezig was, was ik terug het kneusje.
Ik mag zeggen dat ikeen heel lange ervaring met bellyboten heb. Ik heb er ook een extreme liefde-haatverhouding mee. Waarom het zo ver gekomen is, dat wil ik wel in een volgende post kwijt.       

Geen opmerkingen:

Een reactie posten