zondag 2 oktober 2011

Vierendertig en één

Verleden week woensdag, rond middernacht, zijn Paul en ik, de Mercedes break overvolgeladen met materiaal, vertrokken naar Ierland. 12 feet Portabote op het dak, dieptemeter, 4 pk viertakt- en elektromotor in de koffer en voor de rest hopen (regen)kledij en een oerwoud van hengels, kunstaas-, witvis- en doodaasmaterieel.
Veel, veel te veel, zeulden we met ons mee. Maar je weet immers nooit in welke omstandigheden je terecht komt en Pauls motto is "we need more tackle". Ongelofelijk hoeveel materiaal hij elke dag in zijn kleine Portabote weet te stouwen.
Een autoreis biedt het voordeel dat je alles kan meenemen wat je denkt nodig te hebben. Langs de andere kant is een dergelijke trip wel degelijk zeer vermoeiend. Gelukkig is Paul een zeer vlotte en attente chauffeur.
Eerst 150 km naar Calais, vervolgens anderhalf uur ferry, dan 600 km door een zeer verkeersdruk Engeland en Wales, 2 uur met de speedferry van Holyhead naar Dublin en dan nog honderden kilometers door Ierland, zijn niet altijd een pretje. En dat om een snoek te vangen. Hoe gek moet je zijn ?
Donderdagavond kwamen we op onze vertrouwde bestemming aan. De bejaarde B&B-eigenaars, die ik al ruim twintig jaar ken, stonden ons al op te wachten. Zoals altijd was het de eerste dagen wennen aan het koude, kille en klamme Ierland.
De vrijdag werd doorgebracht met de voorbereiding van de visweek. Hengels, doodaasmaterieel en kunstaas klaarmaken. En proberen grote voorns te vangen, die ingevroren werden en later als deadbait zouden dienen.
De volgende week zou het weer betrekkelijke warm en hoofdzakelijk bewolktblijven. Occasioneel hadden we een zware regenbui. Verschillende dagen hadden we windsnelheden tot 50 km/uur zodat we vaak noodgedwongen kleinere meren dienden te bevissen. 
We waren gekomen om grotere snoek te vangen zodat op de eerste plaats driften en trollen met dode aasvissen aan bod kwam en in tweede orde spinnen en trollen met groot kunstaas. 
Dat de vangsten in september zeker niet zo groot zouden zijn als in het voorjaar, dat weten we reeds lang uit ervaring. Dat het zo'n moeilijke week zou worden, hadden we gezien het goede snoekweer, toch niet verwacht. Getuige van de slechte vangsten in die week was een forelwedstrijd op een reservoir, waaraan een tiental boten deelnamen en waarbij geen enkele vis kon gevangen worden.
Op onze beste dag wisten we met verschillende methoden dertien snoeken te vangen. Driftend met doodaas was ons grootste succes een tiental aanbeten op een dag.
Er was terug bijna geen snoek te vinden langsheen de nochtans rijkelijk met riet begroeide randen van de meren. Quasi alle snoek kwam uit dieptes tussen de zes en tien meter, al moet gezegd worden dat de grootste snoek van de week door Paul met een zinkende grijs/blauwe Van Bruchemplug (Troutshark 18 cm) op 4,5 m diepte gevangen werd.  Na een stevig robbertje vechten kon deze zware snoek van 1,05 meter met moeite geland worden. Het rubbernet bleek toch een beetje langs de kleine kant te zijn, zodat de snoek er een paar keer wist uit te springen. Gelukkig vist Paul met een stevig reel en dyneema met een hoge trekkracht.
Verder ving ik nog een metersnoek, die op zes meter diepte een makreelkleurige Rapala Magnum van 18 cm nam en in geen tijd naar de oppervlakte kwam, om vervolgens een halve meter hoog te springen. Zijn truuk mocht echter niet baten. Binnen een vijftal minuten kon hij geland worden.
De meest merkwaadige vangst was de vangst van een metersnoek op dood aas op 8 meter diepte. We waren elk met een dode voorn achter de boot over de lengte van het meer aan het driften toen plots Pauls dobber langzaam onder ging. Terwijl Paul een tiental seconden wachtte om aan te slaan, liep ook mijn dobber, die een tiental meter verder dreef, met een rotvaart weg. Aan mijn doodaastakel een voorn van 25 cm. Dit moest en zou een behoorlijke snoek zijn. "Nu sta je er alleen voor", zei ik tegen Paul, "ik heb immers ook beet". Toen we quasi gelijktijdig aansloegen, was onze verbazing zeer groot. We drilden immers beiden dezelfde metersnoek, die ons beider haken in de bek had.
Ook een zware snoek van rond de 95 cm werd door Paul met doodaas op zeven meter diepte gevangen.
Gedurende een week vissen kwamen in totaal 34 snoeken en 1 baars (gevangen op een Rapala Magnum van 18 cm !) in de boot. Een vijftiental snoeken werden gemist, merendeels omdat ze te klein waren voor het grote doodaas dat we visten en we niet lang wachten met aanslaan om slikken te voorkomen.
Met een gemiddelde van vijf snoeken per dag is de beloning wel niet evenredig met de inspanningen die geleverd worden, maar de natuur en het stressloze Ierland maakten terug veel goed.
Na een zware terugreis door kilometerslange verkeersopstoppingen in Engeland kwamen we uiteindelijk deze morgen om vijf uur aan.

  
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten